Verslag van Erik Vroman en Marleen Weytjens

Verslag van Erik

Een wens gaat in vervulling, met 40 jaar vertraging.
Anno 1972. Mijn lief, nu nog steeds mijn vrouw, was afgestudeerd als verpleegkundige en had een cursus aan het tropisch instituut gevolgd. Ik studeerde kinesitherapie en een verhoopte stage in Lovanium, Kinshasa, ging niet door wegens “voor het eerst niet meer ingericht”. Mijn lief had wel zo goed als een contract op zak om voor 2 jaar naar Rwanda te vertrekken. Maar de vlinders in onze buik kenden mekaar nog niet lang genoeg om 2 jaar lang zonder de ander te kunnen rondfladderen en dus ging de ontwikkelingssamenwerking niet door. We trouwden en kregen kindjes en kleinkindjes.

Anno 2012. Hope For Kabondo kon wel eens een klusjesman zonder grenzen gebruiken. Ik heb veel ervaring opgedaan bij de verbouwingen van het eigen huis en dat van de kinderen. In Hope Home ging het sanitair kapot, er moesten goten hersteld of vernieuwd worden en een beetje elektriek en wat irrigatie gelegd worden.

Ik vroeg me af waarom de mensen ginder niet zelf herstellen wat kapot gaat. “Dat is Afrika “ is het antwoord, vergezeld van een glimlach. Nu ik met Afrikanen samengewerkt heb begrijp ik dat wat beter. Deze mensen zijn beter dan wij in staat zijn om sober te leven. Voor hen is het geen probleem om, zelfs als ze luxe geproefd hebben, terug te keren naar het emmertjeswaterhalen aan de waterput, regentank of aan de rivier. Dat is immers wat Achieng deed omdat ze de lekken beu was in haar huis. Vier jaar geleden heeft ze de plastieken waterleiding in haar tuin doorgezaagd en dichtgebrand en sindsdien tapt ze weer water buiten aan de hoofdtank, voor keuken, badkamer en toilet. No problem, hakuna matata. En eigenlijk kan ik wel verstaan dat ze de voor hen grote luxe wel kunnen missen. Terwijl Achieng en de kinderen in Hope Home een bakstenen woning hebben, leven de buren in een klein lemen huisje met een dak van gedroogd gras of golfplaten, zonder elektriciteit of stromend water.
De “African way of life” zoals Achieng het noemt ben ik wat beter gaan begrijpen. Wij hebben het uurwerk, Afrika heeft de tijd. Waarom moet iets snel gaan als er tijd zat is? ik heb daar geen stress gezien en in die 3 weken heb ik er zelf ook geen ondervonden. De mensen hebben daar niet veel en het weinige dat ze hebben zouden ze nog weggeven. Ik denk dat ze gelukkig zijn al weten we niet wat ze echt missen. Ze zijn altijd vriendelijk. Bij ons gaan vreemden elkaar voorbij, ginds ontmoet je elkaar: abari, where are you from mezouri en het hand-duim-elleboog-schudden is een oprecht teken van interesse.

Omdat het beter is om mensen “te leren vissen dan hen vis te geven”, heb ik de klussen samen met 2 jonge Kenianen gedaan opdat ze na mijn vertrek zelfstandig Hope Home verder zouden kunnen onderhouden. Nick, Nicanor, is de broer van Achieng en Kevin is een iets verdere verwant, een derdejaarsstudent aan de universiteit, mechanica denk ik, die de grote vakantie (feb-maart-april) in Kabondo doorbrengt. Ik leerde deze toffe jongens bricoleren en zij onthaastten mij.

Ze wilden weten waarom ik ginds wou gaan werken. Moeilijke vraag. Ik ben avontuurlijk aangelegd en leer ik graag andere culturen kennen. En als de gelegenheid zich dan voordoet om het nuttige aan het aangename te paren, zijn dat twee vliegen in een klap. Anderzijds voel ik nog een beetje schaamte voor de schande van het kolonialisme in het algemeen en in het bijzonder voor het misbruik en de leegroof van Congo door onze koning Leopold II. Als wij dan iets kunnen teruggeven aan Afrika voel ik me ook een beetje beter.

De zwarte bevolking is volgens mij verstandig en handig genoeg zijn om zelf te herstellen wat kapot gaat tenminste als het gaat over dingen die tot hun levenssfeer en cultuur behoren. En hier heb ik vraagtekens bij het westerse sanitair dat in Hope Home werd geïnstalleerd. Het weeshuis dat Achieng samen met Hope For Kabondo uit de grond heeft gestampt is zonder twijfel een zegen voor de voorheen thuisloze kinderen. Ze worden er goed verzorgd en krijgen onderwijs in het naburige schooltje dat ook door de Vlaamse stichting gesteund wordt. Alleen vraag ik me af of de sanitaire voorzieningen niet beter wat primitiever Afrikaanser konden geweest zijn met bv een Franse wc, zonder “chasse” maar met een kraantje en een emmer om door te spoelen? Niemand van de buren heeft dergelijk sanitair in zijn kleine huisje. De wc’s, lavabo’s en douchekoppen in Hope Home zijn “westers”. Op zich horen deze dingen niet echt bij hun cultuur vind ik. En als de materialen daarenboven omwille van de betaalbaarheid van Chinese makelei zijn en van minderwaardige kwaliteit, is het miserie troef: lekken alom en vlug kapot. Hoe komt het dat de Kenianen het sanitair niet zelf onderhouden? Zoals ik al zei is hun cultuur hierin anders, eenvoudiger. Wij zijn opgegroeid met deze systemen en wat kapot gaat willen wij herstellen want terugkeren naar emmertjeswaterhalen is voor ons geen optie. Wij hebben dan ook het noodzakelijke alaam om te herstellen. In Kabondo echter is dat niet zo evident. De werktuigen kosten ginder stukken van mensen, slechts een beetje goedkoper dan bij ons. Als je dan weet dat een werkman in Kenia 5000 Ken. Shilling (50€) per maand verdient …
Tot daar mijn filosofisch-culturele beschouwingen.

Nick, Kevin en ik hebben dus al het sanitair hersteld in Hope Home, in het huis van Achieng, Hope Academy, Hope Farm en in Guesthouse. We breidden het dakgotenstelsel uit, legden irrigatie naar het Greenhouse en voorzagen “Aalter”, het door deze gemeente gesponsorde prieeltje bij Guesthouse, van licht. Het zijn goede en leergierige werkers maar je moet ze in de gaten houden want plots kan er iemand een halve dag niet verschijnen of verdwijnen. Ook hun veelvuldig GSM gebruik is soms een rem op de continuïteit. Maar hoe dan ook, we hebben hard gewerkt, ongeveer alles kunnen doen wat gepland was en we hebben ons geamuseerd. Ik hoop dat die jonge mannen in de toekomst Hope Home zullen blijven onderhouden en dat Europese klusjesmannen overbodig worden… al hoop ik stilletjes ook dat ze daar niet in overdrijven.

Tijdens onze koffiepauzes wisselden we van gedachten over de maatschappelijke en culturele achtergronden en verschillen tussen Europa en Afrika. Nick en Kevin waren vooral geïnteresseerd in onze man-vrouw relaties. Wat leerden we bv van elkaar?

  • Dat wij, zowel man als vrouw zelf kunnen kiezen met wie we trouwen. In Kenia moeten de ouders een partner goedkeuren. Je kan daar als zoon wel tegen in gaan maar dan breek je wel met je familie en dat gebeurt zelden.
  • Dat in ons huwelijk niemand de baas is terwijl ginds de man de baas is tenzij de vrouw ouder is dan de man wat om die reden dus zelden voorvalt.
  • Zij wilden weten of wij een zwarte vrouw of man als levenspartner zouden kunnen kiezen. En dan ging de conversatie uiteraard over voorwaarden als openheid in de communicatie, een ruime kijk, aanvaarding van en respect voor de cultuurverschillen.

Je voelt dat deze jonge Kenianen, die reeds meer toegang hebben tot onderwijs en vertrouwd zijn met computer en andere sociale media, zich op het kruispunt bevinden van de sterke ouderlijke tradities en de voor hen nieuwe westerse waarden en levenswijzen waarmee ze in contact komen.

In de vrije tijd heb ik o.a. het plaatselijke jongeren-voetbalploegje gesponsord met een nieuwe bal. Die kost daar zoveel als bij ons en is dus grote luxe voor hen. Ik moest de bal “handtekenen” en de ploeg werd door de trainer-pastor stante pede omgedoopt tot “team Erik”. Als toeschouwer op een sportveld heb ik me nog nooit zo gerespecteerd gevoeld als hier.
Ik heb aan de nannies de voorzet gegeven om het in onbruik geraakte zwembadje nieuw leven in te blazen.

Op Safari zijn we niet geweest en dat spijt ons niet. We trokken naar ginder om te werken samen met de plaatselijke bevolking, de beste manier om een land in een ander continent te leren kennen.

Verslag van Marleen

Kinderen zijn ontwapenend en heerlijk spontaan. Dat is in Afrika, in Kenia in het bijzonder, niet anders dan hier. De kinderen met wie ik 2,5 weken intensief gespeeld heb, die ik verzorgd heb en eten gegeven heb, hebben zonder twijfel mijn hart gestolen. En niet alleen de kinderen. Het goede humeur, de hartelijkheid en de gastvrijheid van de mensen in Kabondo die bijna niets bezitten, kunnen voor ons, rijke Europeanen, een inspirerend voorbeeld zijn.

Vanaf de eerste dag van ons verblijf in het weeshuis werkte ik mee in de opvang van de baby’s. Ik had minder contact met de grotere kinderen die overdag op school zijn. Het was soms wel even slikken bij de eerste kennismaking met de verzorging van de kleintjes. Maar alles went en na twee dagen ben je het al gewoon om zonder hulpmiddelen een vuile luier te vervangen.
In het begin vond ik “taal” een grote handicap. Je begrijpt niet wat de kinderen willen zeggen, je kan geen verhaaltjes vertellen of andere taalspelletjes doen, zoals bij voorbeeld het benoemen van de lichaamsdelen, tellen op de vingers enz. Na enkele dagen begrijp je de kinderen natuurlijk wel en valt het op dat spel voor hen minder belangrijk lijkt maar dat knuffelen, troosten en aandacht geven hun voorkeur geniet.

Wanneer we met onze westerse instelling kijken naar het gebeuren in het weeshuis en de omgang met de kindjes is er heel wat dat we graag zouden veranderd zien.
Maar een verhelderend gesprek met Achieng doet ons met heel andere ogen naar de situatie kijken.

Er werd op culinair vlak zeer goed voor ons gezorgd. Wij hebben genoten van de gezonde Keniaanse keuken, wij proberen dat hier in België ook wat toe te passen.

Bij het opnieuw lezen na thuiskomst van de nieuwsbrieven op de site van Hope for Kabondo is alles veel duidelijker dan voor ons vertrek. Ik besef welke inspanningen er al gedaan zijn om te komen waar Hope Home nu staat. Ik heb de grootste waardering hiervoor en voor alles wat er reeds gerealiseerd is in en rond het weeshuis.

Ons verblijf in Hope Home is voor ons zeer indringend en beklijvend geweest. Wij dragen de kindjes, de nanny’s, Achieng en alle anderen voor altijd in ons hart en zijn dankbaar voor de geboden kans.